Na de Tweede Wereldoorlog wilden landen voorkomen dat er in Europa ooit nog oorlog zou uitbreken. Fransman Jean Monnet had een idee: als Duitsland en Frankrijk samen over hun grondstoffen zouden beslissen, zouden ze hun grote voorraad staal en kolen niet meer inzetten om oorlog tegen elkaar te voeren. Italië, België, Luxemburg en Nederland wilden graag meedoen aan de samenwerking, en zo werd in 1952 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht. De zes landen bleken heel goed te kunnen samenwerken en besloten in 1957 ook op economisch vlak te gaan samenwerken. Zo ontstond de Europese Economische Gemeenschap (EEG).

In 1992 werd een nieuw belangrijk verdrag ondertekend: het verdrag van Maastricht. Hierin stonden nog meer afspraken over de samenwerking. De EEG kreeg een nieuwe naam: de Europese Unie (EU) en er werd besloten in de toekomst met één munt te gaan betalen binnen Europa, de euro.