Als je erover nadenkt, zijn eurobiljetten en munten eigenlijk maar stukjes papier en metaal. Toch kun je er van alles mee kopen: van snoep tot een nieuwe fiets. Dat komt omdat we met z’n allen hebben afgesproken dat geld iets waard is. Iedereen vertrouwt erop dat je met €10 ook echt iets kunt kopen, en daarom werkt geld als ruilmiddel.
Drie soorten waarde
Geld kan op verschillende manieren waarde hebben:
- Nominale waarde: dit is gewoon wat erop staat. Een munt van €2 is officieel altijd twee euro waard.
- Intrinsieke waarde: dat is wat het materiaal zelf waard is. Een gouden munt kan bijvoorbeeld meer waard zijn door het goud erin dan het bedrag dat erop staat.
- Verzamelwaarde: sommige munten of biljetten zijn zeldzaam of bijzonder. Verzamelaars willen daar vaak veel meer voor betalen dan de waarde die erop staat. Een munt van €2 kan zo wel €100 waard zijn voor iemand die hem graag in zijn collectie wil hebben.
Een voorbeeld
Stel je voor: je hebt een munt van €2. Nominaal is hij gewoon twee euro waard, dus je kunt er een ijsje van kopen. Als de munt van echt zilver gemaakt is, kan de intrinsieke waarde hoger liggen, omdat zilver geld waard is. En als die munt een speciale oplage is die bijna niemand heeft, kan de verzamelwaarde nóg veel hoger zijn. Dan zou iemand hem van je willen kopen voor €50 of zelfs meer!
Wist je dat…
- het woord ‘valuta’ een ander woord is voor geld van een land?
- sommige landen hun eigen munt hebben, maar ook euro’s of dollars accepteren?
- munten met een foutje vaak heel populair zijn bij verzamelaars, omdat ze zeldzaam zijn?

