In het oude Egypte gebruikten farao’s en rijke mensen goud om te laten zien hoe machtig en rijk ze waren. Ze droegen gouden sieraden, lieten gouden maskers maken en versierden meubels en beelden met bladgoud. Voor de Egyptenaren was goud zó bijzonder dat ze het “het vlees van de goden” noemden.
Waarom bleef het zo mooi?
Goud roest niet en wordt niet dof. Daarom glanst het zelfs na duizenden jaren nog. In tempels, paleizen en vooral in graven van farao’s vind je nog steeds gouden voorwerpen die eruitzien alsof ze gisteren zijn gemaakt.
Het beroemdste gouden voorwerp
Het masker van farao Toetanchamon is misschien wel het bekendste goudstuk uit Egypte. Het is meer dan 3.000 jaar oud, weegt ruim 10 kilo en ziet er nog steeds prachtig uit. In 1922 ontdekten archeologen het masker in zijn graf, samen met honderden andere schatten. Sindsdien is het een van de beroemdste kunstwerken ter wereld.
Wist je dat…
- …farao’s geloofden dat goud het vlees van de goden was?
- …het masker van Toetanchamon meer dan 10 kilo goud bevat?
- …Egyptenaren bladgoud gebruikten om beelden extra mooi te maken?

