Vroeger bestonden er jurken en mantels met échte gouddraden erin. Die stof heet goudlaken.
Hoe maakten ze dat?
Wevers namen een draad van zijde of linnen. Daar wikkelden ze een heel dun laagje goud omheen. Als je al die draden samen weefde, leek het alsof de hele stof van goud was gemaakt.
Wie droeg dat dan?
Alleen rijke mensen konden goudlaken betalen. Denk aan koningen, prinsessen en belangrijke priesters. In de middeleeuwen was het hét teken dat je macht had. En in de zon schitterde je zo fel dat iedereen het zag!
En nu?
Tegenwoordig wordt goudlaken bijna nooit meer gemaakt met echt goud. In plaats daarvan gebruiken ze glanzend metaal of plastic. Maar in sommige musea kun je nog wél echt goudlaken zien.
Wist je dat…
- …een lap goudlaken vroeger net zo duur kon zijn als een klein huis?
- …er wevers waren die alleen goudlaken mochten maken?
- …het superzwaar werd als het nat werd, door het metaal in de draden?
